Om het lijdend voorwerp (lv) te vinden, moet je eerst het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp vinden in de zin. Lees eerst de theorie en maak daarna de oefeningen. Dan weet je zeker dat je helemaal voorbereid bent!
Uitleg
Om het lijdend voorwerp te kunnen vinden, moet je eerst de volgende zinsdelen vinden in de zin:
Nu je het gezegde en het onderwerp gevonden hebt, kun je je zelf de volgende vraag stellen om het lijdend voorwerp te vinden:
- Wie/wat + gezegde + onderwerp ?
Het antwoord op deze vraag is dan het lijdend voorwerp.
Voorbeelden:
- Hij neemt zijn tennisbal mee.
- Gezegde: Neemt mee
- Onderwerp: Hij
- Lijdend voorwerp: Wie/wat neemt hij mee? -> Zijn tennisbal
Het lijdend voorwerp in de zin is ‘zijn tennisbal’.
- De leraar zou hem gewaarschuwd hebben.
- Gezegde: Zou gewaarschuwd hebben
- Onderwerp: De leraar
- Lijdend voorwerp: Wie/wat zou de leraar gewaarschuwd hebben? -> Hem
Het lijdend voorwerp in de zin is ‘hem’.