Op een toets kan gevraagd worden of je de persoonsvorm kan vinden in een zin. Op deze pagina kun je lezen hoe. Je kunt ook gratis oefeningen maken. Bij zinsontleding zoeken we altijd eerst naar de persoonsvorm. Daarnaast is de persoonsvorm altijd een werkwoord. De afkorting van de persoonsvorm is PV.
Onderaan de pagina staan oefeningen die je gratis kunt maken, je kunt ook eerst de theorie lezen.
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden:
1. Zet de zin in een andere tijd
Om de persoonsvorm te vinden, kun je de zin in een andere tijd zetten. Hierbij bedoelen we dus dat je de zin in de verleden tijd zet als deze in de tegenwoordige tijd staat en andersom. Het werkwoord dat dan mee van tijd verandert, is de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Ik drink een kop thee. |
Ik dronk een kop thee. |
Drink verandert hier in dronk, dus is ‘drink’ de persoonsvorm in deze zin.
Op maandagen ging ik altijd fitnessen. |
Op maandagen ga ik altijd fitnessen. |
Ging verandert hier in ga, dus is ‘ging’ de persoonsvorm in deze zin.
2. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud, of andersom
Om de persoonsvorm te vinden, kun je de zin ook veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het werkwoord dat mee verandert, is de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Hopelijk zal ik een keer rijk worden. |
Hopelijk zullen wij een keer rijk worden. |
Zal verandert hier in zullen, dus is ‘zal’ de persoonsvorm in deze zin.
Ik vind het leuk om games te spelen. |
Wij vinden het leuk om games te spelen. |
Vind verandert hier in vinden, dus is ‘vind’ de persoonsvorm in deze zin.
3. Maak de zin vragend, de persoonsvorm is dan het eerste werkwoord
Je kunt de zin tevens (= ook) vragend maken om de persoonsvorm te kunnen vinden. Het eerste werkwoord in de nieuwe zin is dan de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Zij loopt twee keer per week hard. |
Loopt zij twee keer per week hard? |
In de nieuwe vragende zin is ‘loopt’ het eerste werkwoord. ‘Loopt’ is dus de persoonsvorm.
Zij vinden het leuk om te voetballen. |
Vinden zij het leuk om te voetballen? |
In de nieuwe vragende zin is ‘vinden’ het eerste werkwoord. ‘Vinden’ is dus de persoonsvorm.
Oefeningen persoonsvorm:
Klik de persoonsvorm aan in de zin:
Vul de persoonsvorm in (tegenwoordige tijd):
Vul de persoonsvorm in (verleden tijd):