Lidwoorden (lw) zijn de, het en een. Deze woorden staan voor zelfstandige naamwoorden. Stel je neemt het zelfstandig naamwoord ‘boek’ en je zegt ‘het boek’. Dan is het woordje ‘het’ het lidwoord.
Onderaan de pagina staan gratis oefeningen die je kunt maken om verder te oefenen met lidwoorden.
Er zijn drie lidwoorden:
Overzicht van alle lidwoorden
De |
Het |
Een |
Goed nieuws dus! Je hoeft er alleen maar drie te onthouden. Dat scheelt weer bij het leren.
Voorbeelden van lidwoorden
Het boek |
De fiets |
Een huis |
Voorbeelden van lidwoorden in zinnen
Zin | Lidwoord |
---|---|
Hij gaf mij een koud glas cola | een |
Kan jij mij de fles cola aangeven? | de |
Dit is het boek | het |
In een grote zin is het misschien wat lastiger om direct de lidwoorden te spotten. Lees daarom de zin rustig door en let dus op of je de woorden de, het of een ziet staan.
Let op voor afkortingen
Er zijn ook afkortingen van de lidwoorden (lw), zo kun je een ook schrijven als ‘n, en kun je het ook schrijven als ’t. Deze afkortingen zijn dus ook lidwoorden.
Zin | Lidwoord |
---|---|
Ik heb ’t boek aan hem gegeven | ’t |
Ik heb ‘n cadeau gekocht | ‘n |
Zij heeft ‘n nieuwe broek | ‘n |
Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Een lidwoord kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
Het mooie boek |
- Het = het lidwoord in deze zin
- mooie = het bijvoeglijk naamwoord. Dit woord zegt namelijk iets over het boek
- boek = het zelfstandig naamwoord
Lidwoorden oefenen:
Klik de lidwoorden aan:
De of het: