Het zelfstandig naamwoord (znw / infinitief) | Gratis oefenen

Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je altijd een lidwoord voor kunt zetten.

Dit kunnen zowel fysieke als niet fysieke zaken zijn. (fysiek = dat je het kunt aanraken)

Zo is een tijdsaanduiding bijvoorbeeld ook een zelfstandig naamwoord, ook al kun je het niet aanraken.

Bij een zelfstandig naamwoord kun je denken aan dingen, namen, plaatsen, tijden, gebeurtenissen gevoelens, afkortingen en nog veel meer.

Voorbeelden van zelfstandige naamwoorden:

(De) persoon
(De) mens
(De) wc
(Het) huis
Duitsland
Den Haag
Samsung
(Het) jaar 2020

Infinitief / onbepaalde wijs als zelfstandig naamwoord

Een infinitief is een niet vervoegd werkwoord. In principe is een infinitief gewoon het hele werkwoord. Deze infinitieven kunnen ook een zelfstandig naamwoord zijn in sommige zinnen. Kijk maar naar de volgende voorbeelden:

Voorbeelden van infinitief als zelfstandig naamwoord:

Tennissen is leuk
Fietsen is gezond
Leren is belangrijk
Het produceren
Het kijken

Zelfstandig naamwoord oefenen

Klik het zelfstandig naamwoord aan in de zin:

Gratis woordsoorten oefenen | Nederlands

Woordsoorten oefenen voor het vak Nederlands

Hier kun je gratis woordsoorten oefenen. Hierboven staat een keuzemenu, daar kun je uitleg en oefeningen vinden. Zo wordt het lidwoord, het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord, het voorzetsel, het werkwoord en het persoonlijk voornaamwoord behandeld. De uitleg is uitgebreid en duidelijk. Lees eerst de uitleg per onderdeel en als je denkt dat je de stof goed begrijpt, kun je overstappen naar de oefeningen. Het maken van oefeningen is cruciaal, want hierdoor oefen je nog extra met de stof en weet je zeker dat je alles goed begrijpt. Heel veel succes!

Hoe werkt het?

Om te oefenen kun je eerst de theorie lezen, als je daarna wil testen of je alles goed begrijpt, kun je de oefeningen gaan maken. Daarnaast kun je ook aan iemand vragen om je te overhoren.

Is het gratis?

De content op deze website wordt gratis aangeboden. Wij proberen elke week nieuwe oefeningen te publiceren. Daarnaast kun je ook een reactie achterlaten onder de oefeningen als je iets niet begrijpt of een vraag hebt.

Waarom woordsoorten leren?

1. Om een nieuwe taal te leren

Het is belangrijk om woordsoorten te kennen als jij in de toekomst een vreemde taal wil gaan leren. Denk hierbij aan Duits, Frans of wellicht Mandarijn. Je begrijpt dan namelijk hoe de grammaticale regels werken in de Nederlandse taal en dit zal helpen bij het leren van de nieuwe taal. Zo weet jij bijvoorbeeld wat bedoelt wordt met een zelfstandig naamwoord of een voorzetsel.

2. Je maakt geen grammaticale fouten

Nederlands is waarschijnlijk jouw moedertaal. Het is dus belangrijk om deze foutloos te kunnen gebruiken. Dit kan handig zijn bij bijvoorbeeld een sollicitatie. Dit laat zien dat jij de Nederlandse taal adequaat (goed) beheerst.

3. Het is verplicht op school

Misschien is dit een flauwe reden, maar om goede cijfers te halen voor het vak Nederlands op school moet je woordsoorten leren. Daarnaast helpt het ook om teksten beter te begrijpen, wat kan helpen bij het leren voor andere vakken.

Wat zijn tips om woordsoorten (grammatica) te leren?

1. Wees niet bang om fouten te maken

Van je fouten kun je leren. Dus wees niet bang om fouten te maken. Het maken van fouten is niet erg, wellicht begrijp je de stof nu nog niet helemaal. Maar door het maken van fouten, weet jij wat je moeilijk vindt en kun je dit dus extra gaan oefenen. Daarnaast is de kans kleiner dat je dezelfde fout maakt op je toets of examen. Dus dat is dan weer mooi meegenomen! Zie fouten het maken van fouten dus als iets positiefs.

2. Lees zoveel mogelijk

Het lezen van boeken of teksten helpt bij het verbeteren van jouw Nederlands. Dit hoeft geen geld te kosten, er is ook een uitgebreid gratis aanbod aan content op het internet om te lezen.

3. Beloon jezelf voor het harde werken

Vergeet geen pauzes te nemen tijdens het leren. En beloon jezelf voor het harde werken.

4. Verdeel het werk

Om de stof beter te kunnen onthouden, is het belangrijk om het werk te spreiden over een langere periode. Begin dus niet de avond voor de toets met het leren van de stof. Het is veel beter om over een langere periode het werk te verspreiden. Zo onthoud je het veel beter en dit geeft ook veel minder stress.

Veel succes met oefenen!

Het lidwoord (lw) | Gratis oefenen

Lidwoorden (lw) zijn de, het en een. Deze woorden staan voor zelfstandige naamwoorden. Stel je neemt het zelfstandig naamwoord ‘boek’ en je zegt ‘het boek’. Dan is het woordje ‘het’ het lidwoord.

Onderaan de pagina staan gratis oefeningen die je kunt maken om verder te oefenen met lidwoorden.

Er zijn drie lidwoorden:

Overzicht van alle lidwoorden

De
Het
Een
De, het & een zijn lidwoorden.

Goed nieuws dus! Je hoeft er alleen maar drie te onthouden. Dat scheelt weer bij het leren.

Voorbeelden van lidwoorden

Het boek
De fiets
Een huis

Voorbeelden van lidwoorden in zinnen

Zin Lidwoord
Hij gaf mij een koud glas cola een
Kan jij mij de fles cola aangeven? de
Dit is het boek het

In een grote zin is het misschien wat lastiger om direct de lidwoorden te spotten. Lees daarom de zin rustig door en let dus op of je de woorden de, het of een ziet staan.

Let op voor afkortingen

Er zijn ook afkortingen van de lidwoorden (lw), zo kun je een ook schrijven als ‘n, en kun je het ook schrijven als ’t. Deze afkortingen zijn dus ook lidwoorden.

Zin Lidwoord
Ik heb ’t boek aan hem gegeven ’t
Ik heb ‘n cadeau gekocht ‘n
Zij heeft ‘n nieuwe broek ‘n

Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Een lidwoord kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld:

Het mooie boek
  • Het = het lidwoord in deze zin
  • mooie = het bijvoeglijk naamwoord. Dit woord zegt namelijk iets over het boek
  • boek = het zelfstandig naamwoord

Lidwoorden oefenen:

Klik de lidwoorden aan:

De of het:

Zinsdelen oefenen gratis | Nederlands

Zinsdelen benoemen oefenen voor het vak Nederlands

Heb jij moeite met zinsdelen ontleden en benoemen? Dan ben je op de goede plek. Hier kun je namelijk gratis zinsontleding oefenen. Hierboven staat een menu met uitleg en oefeningen. Wij geven veel voorbeelden bij de uitleg, wat helpt bij het leren. Daarnaast kun je ook oefentoetsen maken. Lees eerst de uitleg per onderdeel en maak daarna de vragen om te kijken of je de stof goed begrijpt. Mocht je nog vragen hebben dan kun je altijd een reactie achterlaten onder één van de oefeningen.

Hoe werkt het?

Als eerste is deze website gratis. Je hoeft dus niet te betalen om bij de uitleg te lezen of de oefeningen te maken. Kijk als eerste hierboven bij de uitleg. Lees rustig de uitleg door van de onderdelen die jij wil oefenen. Vervolgens kun je oefeningen gaan maken. Snap je iets niet tijdens een oefening? Dan kun je altijd een reactie achterlaten onder de oefening. Het maken van oefeningen is belangrijk, zo kun je namelijk zien of jij de stof goed begrijpt. Daarnaast kun je leren van je fouten. Zo hoef jij diezelfde fout niet nog een keer te maken op de toets.

Is het betaald?

Nee! Alle content op deze website wordt gratis aangeboden aan de bezoekers. Daarnaast proberen wij om elke week nieuwe oefeningen te publiceren op de website. Wij bieden de stof gratis aan, omdat wij vinden dat iedereen toegang zou moeten hebben tot gratis online bijles.

Waarom zou je zinsdelen leren?

1. Voor het leren van een nieuwe taal

Als jij in de toekomst een keer een nieuwe taal wil leren, is het handig om alle grammaticale begrippen goed te kennen. Dit helpt namelijk bij het begrijpen van de grammatica van die taal. Als jij begrijpt hoe grammaticale regels werken in de Nederlandse taal, dan helpt dit bij het leren van de nieuwe taal. Jij weet dan al wat bijvoorbeeld een persoonsvorm is.

2. Voorkom grammaticale fouten

In Nederland spreken we Nederlands, het is daarom belangrijk om deze taal foutloos te kunnen gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan een sollicitatie, dan wil je geen fouten maken in jouw brief. Dit laat namelijk zien dat jij de Nederlandse taal goed beheerst. Daarnaast kun je teksten beter begrijpen, wat weer kan helpen bij het leren voor andere vakken.

3. School

Nederlands is een verplicht vak, daarom is het verstandig om tijd te stoppen in het leren van Nederlands. Om jouw diploma te kunnen halen, is het belangrijk dat je ook voldoendes haalt voor het vak Nederlands.

Tips voor zinsontleding

1. Maak fouten

Je leert van de fouten die je maakt. Wees daarom niet bang om fouten te maken. Het is helemaal niet erg om fouten te maken, want het laat zien wat jij nog niet zo goed begrijpt. Vervolgens kun je meer tijd stoppen in deze onderdelen wat alleen maar bijdraagt aan het halen van hogere cijfers. Tevens zorgt het maken van fouten ervoor dat je waarschijnlijk niet dezelfde fouten maakt op de overhoring.

2. Lees veel teksten

Door veel te lezen, verbeter jij je Nederlands. Hierdoor hoef je minder te oefenen. Lezen hoeft geen geld te kosten, er staan heel veel gratis artikelen op het internet.

3. Beloon jezelf

Het is belangrijk om jezelf te belonen tijdens het leren. Vergeet ook niet om pauzes te nemen. Dit helpt namelijk bij het leren.

4. Spreid het werk

Als je het werk verdeelt over een langere periode, dan kun je dit veel beter onthouden. Het is dus niet slim om de avond voor de toets te beginnen met leren. Dit maakt het namelijk moeilijker om te leren en zo onthoud je de stof ook minder goed. Als jij eerder begint met leren, ervaar je ook minder stress.

Gratis grammatica oefenen | Nederlands

Grammatica oefenen voor het vak Nederlands

Op deze pagina kun je gratis de Nederlandse grammatica oefenen voor als jij binnenkort een toets of een examen hebt. Je kan zowel zinsdelen oefenen als woordsoorten.

Gratis zinsdelen oefenen

Zo geven wij uitleg over de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wwg), het naamwoordelijk gezegde (nwg), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb).

Gratis woordsoorten oefenen

Daarnaast kun je ook het lidwoord (lw), het zelfstandig naamwoord (zn), het bijvoeglijk naamwoord (bn), het voorzetsel (vz), het werkwoord (ww) en het persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) oefenen.

Het naamwoordelijk gezegde (nwg) | Gratis oefenen

Wil jij weten hoe je snel het naamwoordelijk gezegde (nwg) kan vinden? Lees dan snel door! Deze pagina legt uit hoe je dat doet. De afkorting van het naamwoordelijk gezegde is nwg. Als je de theorie snapt, kun je onderaan de pagina gratis oefeningen maken.

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?

Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk deel, een koppelwerkwoord en soms ook nog hulpwerkwoorden. Dus:

  • Naamwoordelijk gezegde: koppelwerkwoord + (soms hulpwerkwoorden) + naamwoordelijk deel

Het koppelwerkwoord met de hulpwerkwoorden noemen we ook wel het werkwoordelijk deel.

Koppelwerkwoorden

Voordat je het naamwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden, moet je eerst alle negen koppelwerkwoorden weten. Leer deze dus uit je hoofd:

  • Zijn
  • Worden
  • Blijven
  • Blijken
  • Lijken
  • Schijnen
  • Heten
  • Dunken
  • Voorkomen

Naamwoordelijk gezegde vinden

Het naamwoordelijk gezegde zegt altijd iets over het onderwerp. Als je dus een koppelwerkwoord vindt in een zin, hoeft dit niet altijd te betekenen dat er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat.
Om het naamwoordelijk gezegde te vinden, zoek je dus naar een vervoeging van één van de negen koppelwerkwoorden in een bepaalde zin. Dit klikt misschien allemaal lastig, daarom hebben we de volgende voorbeelden gemaakt:

Voorbeelden:

  • Ik ben voetballer.
  • Naamwoordelijk gezegde: ben voetballer
  • Werkwoordelijk deel: ben
  • Naamwoordelijk deel: voetballer

Ben is een vervoeging van het werkwoord ‘zijn’ en is dus een koppelwerkwoord. En voetballer zegt iets over het onderwerp ‘ik’. ‘Ben voetballer’ is dus het naamwoordelijk gezegde in de zin.

  • Mijn vriend is dertig jaar.
  • Naamwoordelijk gezegde: is dertig jaar
  • Werkwoordelijk deel: is
  • Naamwoordelijk deel: dertig jaar

Het woord ‘is’ is een vervoeging van het koppelwerkwoord ‘zijn’ en ‘dertig jaar’ zegt iets over het onderwerp ‘mijn vriend’. Zo weten we dus dat we te maken hebben met een naamwoordelijk gezegde.


Oefeningen naamwoordelijk gezegde:

Oefentoets zinsdelen

Op deze pagina staan alle oefentoetsen voor het onderdeel zinsdelen van grammatica voor het vak Nederlands. Sommige scholen noemen dit ook wel redekundig ontleden. Hieronder vind je een lijstje om jouw niveau te bepalen. Zo weet je zeker dat je op het juiste niveau oefent voor de toets of het examen.

De niveaus Nederlands:

Niveau 2F is geschikt voor de onderbouw.
Niveau 3F is geschikt voor bovenbouw jaar drie en vier.
Niveau 4F is geschikt voor bovenbouw havo/vwo.


Oefentoetsen:

De bijwoordelijke bepaling (bwb) | Gratis oefenen

Op deze pagina kun je lezen wat de bijwoordelijke bepaling is en hoe je het kan vinden. Daarnaast kun je het ook gratis oefeningen maken. De oefeningen staan onderaan de pagina.

Niet in elke zin hoeft een bijwoordelijke bepaling te staan. Er kunnen ook meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin staan.

Alles wat je overhoudt in de zin, nadat je alles benoemt hebt, is de bijwoordelijke bepaling. Vaak geeft de bijwoordelijke bepaling informatie over tijd, plaats, of een reden.

Je kunt de bijwoordelijke bepaling dus eigenlijk als een soort ‘prullenbak’ zien.

Doorloop dus eerst alle andere stappen tijdens zinsontleding. Alles wat overblijft, is de bijwoordelijke bepaling.

  1. Persoonsvorm
  2. Werkwoordelijk gezegde
  3. Naamwoordelijk gezegde
  4. Onderwerp
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Als je nu nog wat overhoudt, zijn dat de bijwoordelijke bepalingen.

Voorbeeld bijwoordelijke bepaling:

  • Ik pak de voetbal uit de schuur.
  • Persoonsvorm: pak
  • Werkwoordelijk gezegde: pak
  • Onderwerp: ik
  • Lijdend voorwerp: de voetbal
  • Meewerkend voorwerp: geen meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling: uit de schuur

Oefeningen bijwoordelijke bepaling:

Klik de bijwoordelijke bepaling aan:

Sleep de zinsdelen naar de juiste vakjes:

Oefen het meewerkend voorwerp (mv)

Hoe vind je het meewerkend voorwerp (mv) in een zin? De antwoord op deze vraag staat hier uitgebreid uitgelegd. Daarnaast kun je gratis oefeningen maken. De afkorting van het meewerkend voorwerp is MV. Scrol naar onderen om bij de gratis oefeningen te komen.

Om het meewerkend voorwerp te kunnen vinden, moet je eerst de volgende zinsdelen vinden in de zin:

  1. Het werkwoordelijk gezegde
  2. Het onderwerp
  3. Het lijdend voorwerp

Nu je deze zinsdelen gevonden hebt, kun je het meewerkend voorwerp vinden, door de volgende vraag te stellen:

Aan (voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp ?
Het antwoord op deze vraag is het meewerkend voorwerp.

Let op: Als je in een zin het woordje ‘aan’ staat, en je kunt deze makkelijk weglaten (de zin loopt dan nog steeds goed), dan is het woord dat erachter staat vaak het meewerkend voorwerp. Zo kun je jezelf vaak controleren. Maar dit is niet altijd het geval en hoeft dus ook niet zo te zijn.

Let op: Een meewerkend voorwerp begint vaak met ‘aan’ of ‘voor’, maar niet altijd.

Voorbeeld:

Ik geef advies aan haar.
Gezegde = geef
Onderwerp = Ik
Lijdend voorwerp = advies
Meewerkend voorwerp = Aan (voor) wie geef ik advies? -> aan haar
Het meewerkend voorwerp (mv) in deze zin is dus ‘aan haar’. Vergeet het woordje ‘aan’ hier dus niet!

Oefeningen meewerkend voorwerp:

Het lijdend voorwerp (lv) | Gratis uitleg en oefeningen

Om het lijdend voorwerp (lv) te vinden, moet je eerst het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp vinden in de zin. Lees eerst de theorie en maak daarna de oefeningen. Dan weet je zeker dat je helemaal voorbereid bent!

Uitleg

Om het lijdend voorwerp te kunnen vinden, moet je eerst de volgende zinsdelen vinden in de zin:

  1. Het werkwoordelijk gezegde
  2. Het onderwerp

Nu je het gezegde en het onderwerp gevonden hebt, kun je je zelf de volgende vraag stellen om het lijdend voorwerp te vinden:

  • Wie/wat + gezegde + onderwerp ?

Het antwoord op deze vraag is dan het lijdend voorwerp.

Voorbeelden:

  • Hij neemt zijn tennisbal mee.
  • Gezegde: Neemt mee
  • Onderwerp: Hij
  • Lijdend voorwerp: Wie/wat neemt hij mee? -> Zijn tennisbal

Het lijdend voorwerp in de zin is ‘zijn tennisbal’.

  • De leraar zou hem gewaarschuwd hebben.
  • Gezegde: Zou gewaarschuwd hebben
  • Onderwerp: De leraar
  • Lijdend voorwerp: Wie/wat zou de leraar gewaarschuwd hebben? -> Hem

Het lijdend voorwerp in de zin is ‘hem’.


Oefeningen lijdend voorwerp: